Naar aanleiding van het indienen van een opgaaf zonnepaneelhouders werd de eigenaar van een nieuwbouwwoning uitgenodigd om aangifte omzetbelasting te doen over het aangiftetijdvak 6 tot en met 31 december 2018. In de aangifte omzetbelasting werd verzocht om een teruggaaf van omzetbelasting die drukte op de aanschaf van de zonnepanelen. De Belastingdienst heeft de gevraagde teruggaaf bij beschikking verleend.

Vervolgens diende de eigenaar van de nieuwbouwwoning in november 2019 een negatieve suppletieaangifte voor het vierde kwartaal van 2018 in. De daarin gevraagde teruggaaf had betrekking op de omzetbelasting, die drukte op de kosten van de bouw van de woning. De Belastingdienst merkte de negatieve suppletie aan als een bezwaarschrift tegen de verleende teruggaafbeschikking. Wegens termijnoverschrijding is dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank is van oordeel dat de negatieve suppletie niet had mogen worden opgevat als bezwaar tegen de beslissing op het eerder verzoek om teruggaaf, maar als een (aanvullend) verzoek om teruggaaf over het gehele vierde kwartaal van 2018. Op dat verzoek had de Belastingdienst bij voor bezwaar vatbare beschikking moeten beslissen. De rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gegrond verklaard. Daarmee is de onterechte aanmerking van de suppletie als bezwaar ongedaan gemaakt. De beslissing op de negatieve suppletie moet de Belastingdienst nog nemen.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNNE20213256, LEE 20/1989 | 26-07-2021