Een ondernemer verrichtte werkzaamheden in 2015 en 2016 voor twee afnemers gezamenlijk, maar factureerde nog niet. Op de balansen voor 2015 en 2016 waren bedragen aan nog te factureren omzet opgenomen. De ondernemer meende dat hij niet eerder dan in 2018 kon factureren, omdat er tot die tijd onenigheid bestond tussen beide afnemers over de verdeling van de kosten. De ondernemer deed een beroep op het Budimex-arrest van het Hof van Justitie EU en op een uitspraak van de rechtbank Den Haag.

In het Budimex-arrest heeft het Hof van Justitie EU geoordeeld dat, wanneer een ondernemer de factuur voor zijn werkzaamheden niet of te laat uitreikt, de formele oplevering en aanvaarding van de werkzaamheden worden beschouwd als het tijdstip waarop de dienst is verricht. In de wetgeving van de lidstaat moet zijn bepaald dat de btw verschuldigd wordt bij het verstrijken van een termijn, die ingaat op de dag waarop de dienst is verricht, voor zover:

  1. de formaliteit van oplevering en aanvaarding door de partijen is bedongen in de overeenkomst van dienstverrichting; en
  2. deze formaliteit overeenstemt met de materiële voltooiing van de dienst en definitief het bedrag van de verschuldigde tegenprestatie vastlegt.

Volgens de rechtbank kan een ondernemer zich niet op dit arrest beroepen als de reden voor het niet factureren is gelegen in onenigheid tussen beide afnemers van een dienst over de verdeling van de kosten daarvan. Deze onenigheid wil niet zeggen dat het werk niet is opgeleverd en aanvaard. De verdeling van de kosten speelt alleen in de verhouding tussen de beide afnemers. De ondernemer had eerder moeten factureren. De Belastingdienst heeft bij het opleggen van naheffingsaanslagen omzetbelasting terecht boetes opgelegd aan de ondernemer wegens te laat factureren.

Ook het beroep op een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 januari 2021 ging niet op. Die uitspraak had betrekking op een situatie waarin een aannemer onenigheid had met zijn opdrachtgever over de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden. Deze onenigheid was van invloed op het moment van oplevering en aanvaarding van het werk. Een dergelijke situatie deed zich in deze casus niet voor. Onenigheid tussen de afnemers over de verdeling van de kosten staat los van de oplevering en aanvaarding van het werk.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20214739, SGR 20/2059 | 18-04-2021