Een waterschap heeft op het terrein van een rioolwaterzuiveringsinstallatie zonnepanelen laten installeren. De daarmee opgewekte elektriciteit wordt gebruikt voor de zuiveringsinstallatie. Voor zover meer elektriciteit wordt geproduceerd dan nodig is, levert het waterschap elektriciteit tegen een vergoeding aan de energiemaatschappij. Alleen voor het leveren van elektriciteit tegen vergoeding is het waterschap ondernemer voor de omzetbelasting.

Het waterschap claimt de aftrek van alle omzetbelasting die voor de aanleg van de zonnepanelen in rekening is gebracht. De Belastingdienst heeft de aftrek verleend naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die naar verwachting zal worden geleverd aan de energiemaatschappij. De aftrek is beperkt tot 58% van het totaal. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft vervolgens geoordeeld dat het waterschap geen recht heeft op aftrek van alle omzetbelasting die in rekening is gebracht bij de aanleg van de zonnepanelen.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van het waterschap ongegrond verklaard. De procedure heeft betrekking op omzetbelasting, die in rekening is gebracht voordat het zonnepark in gebruik was genomen. Het recht op aftrek stemt overeen met de bestemming van het zonnepark. Niet in geschil was dat naar verwachting 58% van de te produceren elektriciteit belast zou worden geleverd aan de energiemaatschappij en dat de overige 42% zou worden gebruikt voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2024529, 22/00318 | 04-04-2024