Bij de verkrijging van een onroerende zaak is overdrachtsbelasting verschuldigd. Het tarief voor woningen bedraagt 2% van de koopsom. In een aantal situaties geldt een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Een van deze vrijstellingen betreft de verkrijging krachtens verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners. Aan deze vrijstelling zijn enkele voorwaarden verbonden. De ene partij moet voor ten minste 40% gerechtigd zijn in de gemeenschap en de andere voor maximaal 60%. De gemeenschappelijke eigendom moet zijn ontstaan door een gezamenlijke verkrijging. De economische eigendomsverhouding is niet van belang voor de beoordeling of sprake is van een gezamenlijke verkrijging. Om voor de vrijstelling in aanmerking te komen moet bij de verdeling van de gemeenschap de onroerende zaak worden toegedeeld aan een van de verkrijgers.

In het geval van een woning die was gekocht en betaald door een van de samenwoners en aan hem was geleverd, is van een gezamenlijke verkrijging geen sprake. Niet van belang is dat de samenwoners onderling afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de eigendom en dat de bankrekening waarvan de woning betaald is, ondanks de tenaamstelling, tot het gezamenlijk vermogen zou behoren. De vrijstelling van overdrachtsbelasting is bij de toedeling van de woning na het beëindigen van de samenwoning aan de partij, die destijds niet als koper is opgetreden, niet van toepassing.

Bron: Hof Den Bosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20201707, 20/00119 | 18-06-2020