Indien het aan opzet of grove schuld van een belastingplichtige is te wijten dat belasting, die op aangifte moet worden voldaan, niet of te laat is betaald, kan de inspecteur de belastingplichtige gelijktijdig met het vaststellen van de naheffingsaanslag een boete opleggen. Deze boete mag maximaal 100% van de nageheven belasting bedragen. Er is sprake van opzet als het handelen van de belastingplichtige is gericht op het niet betalen van belasting. Voor de beboeting bij omzetbelasting betekent dit dat het handelen van de belastingplichtige moet zijn gericht geweest op het niet betalen van de verschuldigde omzetbelasting. Niet van belang is of de afnemer de in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek heeft gebracht of kan brengen.

Hof Den Bosch liet in een procedure over een naheffingsaanslag omzetbelasting de opgelegde boete in stand. De naheffingsaanslag had betrekking op aan een dochteronderneming gefactureerde omzetbelasting. De dochteronderneming had deze omzetbelasting niet als voorbelasting in aftrek gebracht. Volgens het hof was dat geen reden voor vermindering van de boete. Naar het oordeel van de Hoge Raad is het hof niet van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan. Het hof had de bevoegdheid om het gedrag van de dochtermaatschappij als een strafverminderende omstandigheid in aanmerking te nemen. Het hof heeft deze omstandigheid niet van voldoende gewicht gevonden om tot een lagere boete te komen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2020973, 18/02775 | 04-06-2020