De overdrachtsbelasting kent een vrijstelling voor de verkrijging van onroerende zaken in het kader van een kavelruilovereenkomst. De vraag in een procedure voor de Hoge Raad is of bij een vrijwillige kavelruil inschrijving van de kavelruilovereenkomst vereist is voor toepassing van de vrijstelling van overdrachtsbelasting. Hof Arnhem-Leeuwarden is van oordeel dat inschrijving een vereiste is. De Advocaat-generaal bij de Hoge Raad (AG) heeft aan deze kwestie een conclusie gewijd.

De koper en de verkopers van een agrarisch bedrijf hebben met de ouders van de koper een kavelruilovereenkomst ondertekend, die niet in de openbare registers is ingeschreven. Bij die kavelruil zijn de onroerende zaken van het agrarische bedrijf, een perceel van de koper en een perceel van zijn ouders betrokken. Bij de notariële akte van kavelruil zijn de door de koper en zijn ouders ingebrachte percelen toegedeeld aan de koper. De eerder gekochte onroerende zaken zijn toegedeeld aan een bv, waarvan de koper de dga is. De Belastingdienst heeft een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd, omdat de kavelruilvrijstelling niet van toepassing is.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is één van de voorwaarden van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) voor vrijwillige kavelruil dat de overeenkomst wordt ingeschreven in de openbare registers. Voor toepassing van de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij een kavelruil moet worden voldaan aan de voorwaarden van de Wilg. Dat inschrijving privaatrechtelijk voor de juridische geldigheid van een kavelruil achterwege kan blijven, is volgens het hof fiscaalrechtelijk niet relevant.

De AG wijst erop dat niet elke ruil of koop/ruilcombinatie, waarbij kavels zijn betroken, een kavelruil is in de zin van de Wilg. Civielrechtelijk is een ruil/koopovereenkomst, die niet aan de omschrijving van de Wilg voldoet, wel een geldige titel voor overdracht. Die overeenkomst biedt echter niet de door de Wilg geboden goederenrechtelijke bescherming van de bij de kavelruil betrokken belangen. De overdrachtsbelasting sluit voor de vrijstelling van de verkrijging krachtens kavelruil volledig aan bij de Wilg. Gevolg daarvan is dat bij een vrijwillige kavelruil de fiscale faciliteit alleen beschikbaar is voor kavelruilovereenkomsten die aan alle voorwaarden voldoen, waaronder inschrijving in de registers. Zonder inschrijving van de overeenkomst kan een geldige titel van ruil en/of koop van kavels bestaan, maar dat is geen kavelruilovereenkomst in de zin van de Wilg. De wettekst, de wetssystematiek en de parlementaire geschiedenis voeren volgens de AG tot de conclusie dat de fiscale wetgever de kavelruilvrijstelling heeft willen beperken tot verkrijgingen krachtens een titel, die de landinrichtingswetgever aanmerkt als kavelruil. Voor de vrijwillige kavelruil betekent dit dat die titel op schrift moet staan en ingeschreven moet zijn in de openbare registers. De AG geeft de Hoge Raad in overweging om het beroep in cassatie van de koper ongegrond te verklaren.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR20231225, 23/02311 | 28-12-2023