Bemiddelingsdiensten door tussenpersonen, die handelen op naam en voor rekening van een ander, worden verricht op de plaats waar de onderliggende handelingen worden verricht. In het geval van bemiddeling bij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst bestaat de onderliggende handeling niet uit het aangaan van die overeenkomst, maar uit de werkzaamheden die de werknemer op grond van die overeenkomst bezoldigd zal verrichten.

De bemiddeling door een in Nederland gevestigde ondernemer tussen een sporter en een buitenlandse sportclub vond volgens Hof Arnhem-Leeuwarden plaats in het buitenland. De omstandigheid dat de sporter de werkzaamheden niet in de hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting verricht en de bezoldiging van de sporter niet aan btw is onderworpen, is voor de beoordeling van de plaats van dienst niet van belang.  Dat volgt uit het arrest Lipjes van het Hof van Justitie EU. In dat arrest overwoog het Hof van Justitie EU dat het voor de vaststelling van de plaats van een door een tussenpersoon verrichte dienst niet van betekenis is of de handeling met het oog waarop hij heeft bemiddeld aan btw is onderworpen of niet.

Volgens de Hoge Raad getuigt het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het door de staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie is ongegrond. De Hoge Raad merkt op dat het hof voor de beslechting van het geschil in het midden heeft kunnen laten wie de afnemer is van de bemiddelingsdiensten (de club of de sporter).

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20211156, 19/02639 | 15-07-2021