Bij de verkrijging van een in Nederland gelegen onroerende zaak is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Overdrachtsbelasting is ook verschuldigd bij de verkrijging van fictieve onroerende zaken. Dat zijn aandelen in een rechtspersoon, waarvan de bezittingen grotendeels bestaan uit onroerende zaken.

De inkoop van eigen aandelen door een onroerendezaaklichaam kan een belastbaar feit vormen voor de overdrachtsbelasting. De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit goedgekeurd dat onder voorwaarde bij de inkoop van aandelen geen overdrachtsbelasting is verschuldigd. Deze voorwaarde is dat de onderlinge gerechtigdheid van de aandeelhouders tot het vermogen van het onroerendezaaklichaam niet wijzigt door de inkoop van aandelen. Volgens het besluit wordt met de term ’gerechtigdheid’ bedoeld het materiële belang bij de waardeontwikkeling van de (fictieve) onroerende zaken, dat door de aandelen wordt vertegenwoordigd. Als de onderlinge gerechtigdheid wijzigt, is hetgeen meer wordt verkregen ten opzichte van de oorspronkelijke verhouding belast.

Bij de uitkoop van een medeaandeelhouder met een belang van 50% in een onroerendezaaklichaam in de vorm van inkoop van eigen aandelen is terecht overdrachtsbelasting geheven. Het belang van beide andere aandeelhouders bij de onroerende zaak steeg door de inkoop van 25 naar 50% voor ieder van de aandeelhouders. De rechtbank heeft het beroep op toepassing van de goedkeuring afgewezen, omdat niet aan de daarin gestelde voorwaarde is voldaan.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20237073, BRE 22/2453 | 10-10-2023