Een langlopende procedure over de omzetbelasting is voor de derde keer bij de Hoge Raad beland. Eerder vernietigde de Hoge Raad uitspraken van Hof Den Haag en Hof Amsterdam, met verwijzing van de zaak. Hof Den Bosch heeft na de tweede verwijzing geoordeeld dat de belanghebbende op geen enkel moment de macht om als eigenaar te beschikken over de volgens facturen geleverde goederen heeft gehad. Het hof baseerde zijn oordeel onder meer op het ontbreken van debiteurenrisico. Het betrof ketentransacties, waarbij de volgens facturen aan de belanghebbende geleverde goederen door tussenkomst van een andere ondernemer werden verkocht aan de uiteindelijke afnemers. Volgens het hof ging de macht om als eigenaar te beschikken over de goederen feitelijk over van de leverancier op de uiteindelijke afnemers. Het debiteurenrisico ontbrak volgens het hof omdat de goederen op het moment van inkoop nagenoeg altijd al waren doorverkocht. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd omdat de doorverkoop niets zegt over het debiteurenrisico op de facturen aan de uiteindelijke afnemers. Volgens de verklaring van de belanghebbende heeft hij dat risico daadwerkelijk gedragen. Het oordeel van het hof dat de belanghebbende geen debiteurenrisico liep is onvoldoende gemotiveerd. Hof Arnhem-Leeuwarden moet het geschil, zoals dat resteert na het vorige arrest van de Hoge Raad in deze zaak, nu verder behandelen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR202097, 19/00972 | 30-01-2020