Naar aanleiding van een boekenonderzoek bij een ondernemer legde de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting op. De naheffingsaanslag betrof de correctie van de aftrek voorbelasting van € 15.750 die betrekking zou hebben op de aanschaf van een winkelinventaris. De administratie bevatte meerdere facturen en creditfacturen die betrekking hadden op die aanschaf. De betaling daarvan zou contant zijn gedaan. Daarvoor waren kwitanties opgesteld op papier van de ondernemer. Onduidelijk was wie de kwitanties heeft opgesteld en ondertekend.

De bewijslast voor het recht op aftrek van voorbelasting rust op de ondernemer. In beginsel volstaat het overleggen van een factuur van een andere ondernemer voor aan de ondernemer verrichtte leveringen of diensten. De Belastingdienst betwistte dat aan de overgelegde factuur daadwerkelijk economische prestaties ten grondslag lagen. Op grond daarvan oordeelde de rechtbank dat van de ondernemer nader bewijs mag worden gevraagd. De ondernemer heeft geen aanvullend bewijs geleverd op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hij daadwerkelijk een winkelinventaris heeft overgenomen voor een bedrag van € 90.750 (inclusief omzetbelasting). De aftrek omzetbelasting van € 15.750 ter zake van de inkoop van een winkelinventaris is daarom terecht gecorrigeerd, aldus de rechtbank.

Tegelijk met de naheffingsaanslag heeft de Belastingdienst aan de ondernemer een vergrijpboete opgelegd. Volgens de Belastingdienst is het aan opzet van de ondernemer te wijten dat te weinig omzetbelasting is betaald. Volgens de rechtbank is het enkele feit dat de ondernemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een winkelinventaris heeft overgenomen onvoldoende om bewezen te achten dat sprake is van een gefingeerde inkoop. De Belastingdienst is er niet in geslaagd om te bewijzen dat de ondernemer opzettelijk te weinig omzetbelasting heeft betaald. De rechtbank heeft de opgelegde vergrijpboete daarom vernietigd.

Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20225661, SGR 20/6189 | 09-05-2022