Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in een procedure over de omzetbelasting geoordeeld dat de door de belanghebbende in 2015 geleverde onroerende zaak een bouwterrein was. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur terecht een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende. Het hof is in zijn uitspraak uitgegaan van de volgende definitie van het begrip bouwterrein: “onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen”.
In cassatie voert de belanghebbende aan, dat in 2015 een andere omschrijving van het begrip bouwterrein gold. De door het hof gehanteerde definitie is pas per 1 januari 2017 in de Wet opgenomen. Volgens de Hoge Raad is dit standpunt juist, maar kan het niet tot cassatie leiden.
De belanghebbende heeft voor het hof aangevoerd dat zij feitelijk een oud gebouw met bijbehorend terrein heeft geleverd. Volgens de in 2015 geldende omschrijving van het begrip bouwterrein wordt onbebouwde grond als zodanig aangemerkt als er een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit is verleend met het oog op de bebouwing van de grond. Het hof heeft in cassatie onbestreden vastgesteld dat de gemeente voorafgaand aan de levering van de onroerende zaak een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van zeventien woningen.
Als de door de belanghebbende verrichte prestatie voor de heffing van omzetbelasting moet worden aangemerkt als de levering van onbebouwde grond is derhalve een bouwterrein geleverd. Die levering is niet vrijgesteld van omzetbelasting. Het hof heeft onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU beoordeeld of de levering van de onroerende zaak en de in de akte van levering omschreven werkzaamheden, bestaande uit het verwijderen van de bestaande bebouwing en bestrating en het saneren en bouwrijp maken van de grond, moeten worden aangemerkt als afzonderlijke prestaties of als één samengestelde handeling.
Naar het oordeel van het hof zijn de overeengekomen werkzaamheden zo nauw verbonden met de levering van de onroerende zaak dat het om één, niet te splitsen, economische prestatie gaat. Op grond daarvan heeft het hof geconcludeerd dat het doel van partijen de levering van een terrein betrof dat gereed was om te worden bebouwd.
De Hoge Raad is van oordeel dat het hof van een juiste uitleg van het begrip samengestelde prestaties is uitgegaan.