Onlangs heeft de staatssecretaris in antwoord op Kamervragen gezegd dat het niet mogelijk is om het lage tarief van de omzetbelasting toe te passen op digitale uitzendingen van culturele evenementen. Deze uitzendingen zijn elektronische diensten, waarop het algemene tarief van toepassing is. De Europese btw-richtlijn staat niet toe dat daarop het lage tarief wordt toegepast. Er geldt een uitzondering voor radio- en televisieprogramma’s die gelijktijdig worden verspreid via het internet en via een radio- en televisienetwerk.

 Inmiddels zijn nadere Kamervragen gesteld naar aanleiding van een tijdschriftartikel. In dat artikel wordt een arrest van het Hof van Justitie EU aangehaald uit 2019. In deze zaak is niet beoordeeld of een digitale uitzending van een cultureel evenement een elektronische dienst is of kan zijn. De Hoge Raad heeft die vraag wel aan het Hof van Justitie EU voorgelegd, maar die vraag is wegens gebrek aan belang niet beantwoord. De staatssecretaris is van mening dat een goedkeuring voor toepassing van het lage tarief op digitale culturele evenementen geen steun vindt in het bedoelde arrest van het Hof van Justitie EU en in strijd is met de btw-richtlijn. Het kabinet is daarom niet van plan om de wet op dit punt aan te passen.

De staatssecretaris merkt op dat Nederland en enkele andere lidstaten binnen de EU pleiten voor meer beleidsruimte voor de lidstaten om het lage btw-tarief toe te passen op online culturele evenementen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021Z04029 | 29-03-2021