De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over de aftrek van omzetbelasting door werkgevers op scholings- en opleidingskosten van het personeel. Voor de aftrek van voorbelasting gelden de gebruikelijke vereisten:

  1. de btw is aan de ondernemer in rekening gebracht;
  2. de btw heeft betrekking op een ten behoeve van de ondernemer verrichte prestatie;
  3. de btw is vermeld op een correcte factuur; en
  4. de afgenomen prestatie wordt gebruikt voor btw-belaste handelingen van de ondernemer.

De btw, die drukt op verplichte scholing en certificering van werknemers om hun functie te kunnen uitoefenen, komt bij werkgevers in aanmerking voor aftrek indien is voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden. Als niet wordt voldaan aan de wettelijke eisen, bijvoorbeeld omdat de factuur aan de werknemer is gericht, bestaat geen recht op aftrek van btw.

De werkgever is als ondernemer degene die een rechtsbetrekking met de opleider moet aangaan om als afnemer te worden aangemerkt. De werkgever moet de afgenomen prestatie gebruiken voor het verrichten van met btw belaste leveringen of diensten.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000199153 | 02-11-2020