De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over welk btw-tarief van toepassing is op verschillende vormen van onderwijs. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie EU over de btw-heffing over autorijlessen. Volgens dit arrest vallen autorijlessen niet onder “school of universitair onderwijs” in de zin van de richtlijn en kent de richtlijn geen mogelijkheid voor toepassing van een andere vrijstelling of van het verlaagde tarief.

Het wettelijk geregelde onderwijs en het onderwijs in muziek, dans, drama en beeldende vorming aan personen jonger dan 21 jaar valt onder de onderwijsvrijstelling in de btw. Sportlessen kunnen vallen onder een vrijstelling, onder het verlaagde tarief of onder het hoge btw-tarief. Welk tarief van toepassing is, hangt af van het wel of niet beogen van winst en het al dan niet verlenen van het recht om gebruik te maken van de sportaccommodatie. Muzieklessen aan personen van 21 jaar of ouder en autorijlessen zijn belast tegen het hoge btw-tarief van 21%.

Voor de toepassing van vrijstellingen van btw zijn de lidstaten van de EU gebonden aan de Europese btw-richtlijn. Als vormen van onderwijs op basis van deze richtlijn niet vallen onder de onderwijsvrijstelling, moeten de lidstaten het algemene btw-tarief hanteren. Daarnaast bevat de richtlijn een vrijstelling voor sommige diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding door instellingen zonder winstoogmerk aan personen die aan sport of lichamelijke opvoeding doen. Het verlaagde btw-tarief voor het recht om gebruik te maken van sportaccommodaties is een optie waar lidstaten voor kunnen kiezen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000169104 | 13-09-2020