Volgens de btw-richtlijn wordt als belastingplichtige beschouwd eenieder die zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit. Het begrip belastingplichtige is ruim gedefinieerd, met nadruk op de zelfstandigheid in de uitoefening van een economische activiteit. De richtlijn omschrijft het begrip economische activiteit als alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de uitoefening van vrije beroepen.
Volgens het Hof van Justitie EU moet een persoon die het vrije beroep van advocaat uitoefent als belastingplichtige voor de omzetbelasting worden aangemerkt. Het Hof van Justitie EU verwijst naar een arrest uit 2010, waarin is geoordeeld dat een lidstaat geen verlaagd btw-tarief mag toepassen op de diensten van advocaten waarvoor zij van de staat een vergoeding ontvangen in het kader van een rechtsbijstandsregeling. Dit oordeel impliceert dat deze diensten aan btw zijn onderworpen en dat de in het arrest bedoelde advocaten als belastingplichtigen hebben gehandeld.
Het arrest is gewezen naar aanleiding van een procedure van een advocatenkantoor dat met terugwerkende kracht geschrapt wilde worden uit het Roemeense register van btw-plichtigen.
Het advocatenkantoor had zich beroepen op een onherroepelijk vaststaande uitspraak van de rechter in een andere procedure, waarin was geoordeeld dat een advocaat geen diensten verricht en geen btw-ondernemer is. De vraag van de verwijzende rechter was of het recht van de Unie de nationale rechter verplicht om nationale procedureregels met betrekking tot definitieve uitspraken van de rechter buiten toepassing te laten. Volgens het Hof van Justitie EU hoeft de nationale rechter definitief geworden uitspraken niet aan te passen als later blijkt dat deze berusten op een onjuiste uitleg van het recht van de Unie. De nationale rechter mag echter niet deze onjuiste uitleg herhalen in een andere procedure onder verwijzing naar het gezag van gewijsde van de definitief geworden uitspraak. Het rechtszekerheidsbeginsel gaat niet zo ver dat een onjuist gebleken uitleg moet worden voortgezet of toegepast in een lopende procedure.