De Europese btw-richtlijn bepaalt dat het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen is vrijgesteld van omzetbelasting. Het Hof van Justitie EU heeft een prejudiciële vraag over het gebruik van een dienst door een vermogensbeheerder voor zowel gemeenschappelijke als andere beleggingsfondsen beantwoord. De vraag was of, wanneer een en dezelfde dienst wordt verricht door een leverancier ten behoeve van een fondsbeheerder, die deze dienst zowel gebruikt voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen als van andere fondsen, deze dienst aan één belastingtarief is onderworpen of dat de tegenprestatie voor de dienst moet worden opgesplitst naar de bestemming van de beheersdiensten.
De procedure betrof een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vermogensbeheerder die zowel gemeenschappelijke beleggingsfondsen als andere fondsen beheerde. De gemeenschappelijke beleggingsfondsen vormden de minderheid van de beheerde fondsen. Voor de beheerdiensten maakte de vermogensbeheerder gebruik van een computerplatform. Dat platform bood de portefeuillebeheerders marktanalysen en prestatie- en risicocontroles ter ondersteuning van beleggingsbeslissingen, zag toe op de naleving van de regelgeving en maakte het mogelijk om transactiebeslissingen uit te voeren. Het platform werd afgenomen van een buiten de EU gevestigde leverancier. De omzetbelasting werd geheven van de vermogensbeheerder met toepassing van een verleggingsregeling. De vraag was of het gebruik van het platform voor gemeenschappelijke beleggingsfondsen was vrijgesteld van omzetbelasting.
De verwijzende rechter heeft de dienst aangemerkt als één ondeelbare economische prestatie. Volgens het Hof van Justitie EU vloeit uit de kwalificatie als één enkele prestatie voort dat voor deze handeling een en hetzelfde btw-tarief moet gelden. Omdat het platform is ontwikkeld om beleggingen van uiteenlopende aard te beheren zonder onderscheid te maken tussen het beheer van gemeenschappelijke en andere beleggingsfondsen voldoet de terbeschikkingstelling daarvan niet aan de voorwaarden voor de vrijstelling voor diensten met betrekking tot gemeenschappelijke beleggingsfondsen.