Onderdeel van het Belastingplan 2019 is een verruiming van de sportvrijstelling in de omzetbelasting. De verruiming is ingegeven door rechtspraak van het Hof van Justitie EU. Het ministerie van Financiën heeft vooruitlopend op de invoering van de verruiming van de sportvrijstelling enkele vragen en antwoorden gepubliceerd.
De verruiming van de sportvrijstelling houdt in dat deze ook geldt voor diensten die een sportinstelling verricht aan niet-leden van de instelling. Instellingen, die geen winst beogen en een voor sportbeoefening noodzakelijke accommodatie ter beschikking stellen, vallen onder de verruimde vrijstelling. Het niet beogen van winst is voortaan verbonden aan de instelling in plaats van aan een activiteit van de instelling.
Onder de verruimde vrijstelling kunnen niet-winstbeogende instellingen de btw op de aanschaf, bouw of onderhoud van sportaccommodaties niet meer in aftrek brengen. Ter compensatie komt er voor gemeenten de Regeling specifieke uitkering stimulering sport en voor sportinstellingen de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties. De subsidieregelingen worden uitgevoerd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Stichtingen, die fondsen werven om een sportinstelling financieel te ondersteunen, vallen niet onder de sportvrijstelling en evenmin onder de vrijstelling voor fondswervende instellingen.
Als gevolg van het overgangsrecht hoeft btw, die een sportstichting heeft afgetrokken over de termijnen van de bouw van een sportaccommodatie die in 2018 verschuldigd zijn geworden, niet te worden herzien als gevolg van de verruiming van de sportvrijstelling. Door het overgangsrecht kan de sportstichting ook de btw in aftrek brengen over de bouwtermijnen die in 2019 verschuldigd zijn.