Overdrachtsbelasting wordt geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken. De overdrachtsbelasting kende in 2020 twee tarieven. Het algemene tarief bedroeg 6%. Voor de verkrijging van een woning gold een laag tarief van 2%. Dit tarief gold ook voor een aanhorigheid, die tot de woning behoort. Bepalend voor de toepassing van het lage tarief is of een onroerende zaak op het moment van de juridische overdracht naar zijn aard bestemd is voor bewoning. Feitelijke bewoning van een onroerende zaak, die naar zijn aard niet bestemd is voor bewoning, maakt van de onroerende zaak geen woning.

De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2019 geoordeeld dat in eerste instantie moet worden gekeken naar het doel waarvoor een onroerende zaak is ontworpen en gebouwd. Als dat doel bewoning was, maar de zaak nadien is verbouwd voor ander gebruik, heeft de zaak het karakter van woning alleen dan behouden als er slechts beperkte aanpassingen nodig zijn om de zaak weer voor bewoning geschikt te maken.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden volgt uit de wetsgeschiedenis dat per verkregen perceel moet worden beoordeeld of de verkrijging een woning betreft. Dat blijkt ook uit de toelichting op de toepassing van het lage tarief op de verkrijging van aanhorigheden, die niet op hetzelfde perceel liggen als de woning. Daarvoor is vereist dat de percelen aan elkaar grenzen, naar verkeersopvatting zijn te beschouwen als één geheel en tegelijkertijd aan de koper zijn geleverd door dezelfde verkoper.

Het hof moest oordelen over de verkrijging van een van de acht percelen, waarin een perceel door een projectontwikkelaar kadastraal was gesplitst. Op het door de projectontwikkelaar aangekochte perceel bevond zich een woning met meerdere aanhorigheden. Ten tijde van de overdracht stond er ongeveer 55% van de voormalige woning op het perceel. Dit gebouwdeel is op zichzelf niet voor bewoning bestemd of geschikt en kan volgens het hof niet worden aangemerkt als een woning voor de toepassing van het lage tarief van de overdrachtsbelasting. Het gebouwdeel is ook niet met beperkte aanpassingen geschikt te maken voor bewoning.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20243652, 23/108 en 23/109 | 27-05-2024