De inspecteur heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd aan een pandhuis. De vraag in een procedure voor de rechtbank is of deze naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd omdat de inspecteur van mening is dat het pandhuis de marge onjuist heeft berekend en aangegeven, gezien de manier waarop het pandhuis de inkoopprijs van de verkochte goederen heeft bepaald voor de toepassing van de margeregeling. Dit vonnis geeft duidelijkheid over hoe de inkoopprijs in dit specifieke geval moet worden vastgesteld en hoe de omzetbelasting berekend moet worden.

Feiten en achtergrond

De belanghebbende, een pandhuis, verstrekt geldsommen aan derden (pandgevers) tegen het in pand nemen van roerende zaken. Als een pandgever de geldsom en de verschuldigde pandbeleningsvergoeding niet binnen de afgesproken termijn terugbetaalt, wordt het pandhuis eigenaar van de goederen en verkoopt het deze. Het draait in deze zaak om de vraag of de niet-betaalde pandbeleningsvergoeding als onderdeel van de inkoopprijs van de goederen moet worden meegenomen bij de berekening van de winstmarge voor de omzetbelasting.

Standpunten van de partijen

Het pandhuis stelt dat de inkoopprijs van de goederen niet alleen de uitbetaalde beleensom omvat, maar ook de niet-betaalde pandbeleningsvergoeding. Zij baseert dit op bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek en op de Btw-richtlijn. De inspecteur is van mening dat alleen de uitbetaalde beleensom als inkoopprijs moet worden beschouwd. De niet-betaalde pandbeleningsvergoeding kan volgens de inspecteur niet worden meegeteld bij de bepaling van de winstmarge.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De inkoopprijs voor de margeregeling omvat alleen de beleensom, die het pandhuis aan de pandgever heeft betaald. De niet-betaalde pandbeleningsvergoeding maakt geen deel uit van de inkoopprijs, omdat deze vergoeding niet door het pandhuis aan de pandgever is of moet worden betaald. De rechtbank verwerpt het beroep van het pandhuis op een onderdeel uit een besluit over toepassing van de margeregeling, dat betrekking heeft op huurkoop- en leaseovereenkomsten. Dat onderdeel betreft een situatie, die niet vergelijkbaar is met de casus van het pandhuis.

Gevolgen en conclusie

Het beroep van het pandhuis is ongegrond verklaard. De naheffingsaanslagen en de bijbehorende rentebeschikking blijven in stand. De uitspraak verduidelijkt hoe de inkoopprijs bij pandhuizen moet worden berekend voor de toepassing van de margeregeling in de omzetbelasting. Heeft u vragen over de toepassing van de margeregeling? Neem contact met ons op voor deskundig advies en begeleiding.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20245230, BRE 23-231 en 23-232 | 08-08-2024