Van een Nederlandse fiscale eenheid voor de omzetbelasting kunnen alleen in Nederland gevestigde ondernemers deel uitmaken. Voor een internationaal concern betekent dit dat onderlinge dienstverlening tussen concernvennootschappen binnen Nederland buiten de heffing van omzetbelasting blijft. De diensten van buitenlandse concernvennootschappen aan Nederlandse concernvennootschapen worden volgens de normale regels in de heffing van omzetbelasting betrokken.
De Hoge Raad heeft onlangs een arrest gewezen over de vraag of de territoriale beperking van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting in strijd is met in het Unierecht verankerde verkeersvrijheden. Het financiële belang van deze zaak was erin gelegen dat de fiscale eenheid de omzetbelasting, die zij is verschuldigd over de diensten van de buitenlandse concernvennootschappen, slechts in beperkte mate in aftrek kon brengen.
Hof Den Haag had eerder in de procedure geoordeeld dat de in de btw-richtlijn 2006 neergelegde territoriale begrenzing van de fiscale eenheid tot in één lidstaat gevestigde rechtspersonen niet in strijd is met de in het Verdrag betreffende de Werking van de EU opgenomen vrijheid van vestiging. Dat betekent naar het oordeel van het hof dat de fiscale eenheid terecht omzetbelasting op aangifte heeft voldaan ter zake van de door de buitenlandse concernvennootschappen verrichte diensten.
De Hoge Raad is van oordeel dat de territoriale beperking geen verboden belemmering van de verkeersvrijheden oplevert. Deze beperking is niet slechts een element van het btw-groepsregime, maar vormt een wezenlijk onderdeel daarvan.