In een procedure voor Hof Amsterdam was in geschil of een laserapparaat voor de heffing van douanerechten gold als een “apparaat voor de geneeskunde” of als een “elektrisch apparaat met een eigen functie”. Afhankelijk van de kwalificatie gold voor het apparaat een tarief van 0% of van 3,7%. Het hof heeft onder verwijzing naar een arrest van het Hof van Justitie EU uit 2015 geoordeeld dat het laserapparaat niet is bestemd voor medische doeleinden. Het hof baseerde zijn oordeel op de verkoopbrochure van de Amerikaanse producent van het apparaat. Daaruit bleek dat het apparaat dient voor esthetische behandelingen en dat het apparaat buiten een medische context kan worden gebruikt.

Om te kunnen worden ingedeeld onder de post “instrumenten, apparaten of toestellen voor de geneeskunde” van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) moet een product speciaal zijn ontworpen om te worden gebruikt voor de geneeskunde. Onder geneeskunde wordt verstaan de preventie, de opsporing en de behandeling van ziekten of verwondingen.

Bij de beoordeling of een product is bestemd voor de geneeskunde moet rekening worden gehouden met alle relevante gegevens. Daaronder vallen het gebruik waarvoor het desbetreffende product volgens de producent dient, alsmede de omstandigheden en de plaats van het gebruik van het product. Het Hof van Justitie EU heeft erop gewezen dat de omstandigheid, dat een product volgens de verkregen CE-markering als medisch hulpmiddel kan dienen, niet doorslaggevend is voor de indeling voor de douanerechten.

Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Apparaten, die in hoofdzaak worden gebruikt als hulpmiddel voor de verfraaiing van het uiterlijk, kunnen niet worden beschouwd als een apparaat voor de geneeskunde in de zin van de GN. Dat het apparaat ook wordt gebruikt voor esthetische heelkundige ingrepen om psychische klachten van degene, die de behandeling ondergaat, te verlichten of te verhelpen, doet daaraan niet af. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20241174, 22/01331 | 12-09-2024