In 2005 heeft het Hof van Justitie EU bepaald dat een btw-ondernemer een investeringsgoed, dat deels zakelijk en deels voor andere doeleinden wordt gebruikt, volledig voor zijn onderneming mag bestemmen. Dat betekent dat de ondernemer in een voorkomend geval de bij de aanschaf betaalde omzetbelasting volledig en onmiddellijk in aftrek kan brengen.
Een echtpaar dat een onderneming dreef in de vorm van een vof liet een woning bouwen. De woning is in 2011 in gebruik genomen en werd zowel zakelijk als privé gebruikt. De voorbelasting op de woning is door de vof in aftrek gebracht. Over het privégebruik door de vennoten is omzetbelasting afgedragen. De vraag in een procedure voor de rechtbank was of dat laatste terecht is gebeurd, gezien een arrest van de Hoge Raad uit 2015. De vof beschikte uitsluitend over werkruimte, het woongedeelte stond niet aan de vof maar aan de vennoten ter beschikking. De rechtbank oordeelde dat het arrest van de Hoge Raad betrekking heeft op een andere situatie, waarin sprake was van een maatschap met drie maten en een pand dat eigendom van twee van hen was. In een dergelijk geval gebruikte de maatschap van drie maten het pand niet zowel privé als zakelijk. In de door de rechtbank behandelde zaak waren de vennoten van de vof ook de eigenaren van het pand. De rechtbank ziet geen enkele aanwijzing in het arrest van de Hoge Raad om ook in die situatie af te wijken van de hoofdregel die volgt uit het arrest van het Hof van Justitie EU uit 2005. Naar het oordeel van de rechtbank is ook het zogenaamde maatschapsarrest van de Hoge Raad uit 1983 niet achterhaald door het arrest van 2015.
De vof heeft volledige aftrek van voorbelasting genoten en daarmee samenhangend de keuze gemaakt om de woning voor het bedrijfsvermogen te bestemmen. Het privégebruik van de woning wordt in een dergelijk geval aangemerkt als een belaste dienst, waarover omzetbelasting verschuldigd is.