Het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2021 bevat maatregelen zonder budgettaire gevolgen. Het betreft:

  • een aanpassing van het overgangsrecht levensloopregeling;
  • een verduidelijking van de berekeningswijze kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA);
  • een verduidelijking in de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) met betrekking tot publieke kennisinstellingen;
  • een verduidelijking met betrekking tot de samenloop ATAD2 en de earningsstrippingmaatregel;
  • enkele aanpassingen in de Natuurschoonwet 1928;
  • een uitzondering elektronisch derdenbeslag; en
  • een technische aanpassing in het eigenwoningforfait (afronding) en in de motorrijtuigenbelasting.

Verduidelijken berekeningswijze KIA

De KIA is bedoeld om investeringen van relatief geringe omvang te bevorderen. De hoogte van de investeringsaftrek is afhankelijk van het investeringsbedrag. De berekeningswijze van de KIA voor ondernemers met meerdere ondernemingen en ondernemers in een samenwerkingsverband wordt aangepast. Voor een deel betreft dit een verduidelijking van de wettekst en voor een deel een wijziging van het uit arresten van de Hoge Raad voortvloeiende recht.

Uit de wettekst blijkt nu onvoldoende hoe de hoogte van de KIA moet worden berekend wanneer een ondernemer deel uitmaakt van een samenwerkingsverband. Deze onduidelijkheid is ontstaan door de gewijzigde opzet van de KIA per 1 januari 2010. Sindsdien is de KIA niet altijd meer een percentage van het investeringsbedrag.

Uit de arresten van de Hoge Raad volgt dat een ondernemer in een samenwerkingsverband in beginsel recht heeft op het naar evenredigheid van zijn investeringsbedrag (dat is zijn aandeel in investering van het samenwerkingsverband plus zijn investeringen in het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen) berekende bedrag van de KIA, dat hoort bij het totaal van de investeringen van alle deelnemers voor het samenwerkingsverband en de buitenvennootschappelijke investeringen van de ondernemer. Deze berekeningswijze is ook van toepassing in situaties waarin de Hoge Raad hierop een uitzondering maakt. Het kabinet neemt deze uitzondering niet over.

Verduidelijken afdrachtvermindering S&O

Het begrip publieke kennisinstelling is in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen geïntroduceerd om te zorgen dat de S&O-afdrachtvermindering gericht blijft op het S&O-werk door private bedrijven. Bij de aanpassing van het begrip ‘S&O-inhoudingsplichtige’ in 2016 zijn publieke kennisinstellingen uitgezonderd. De in de definitie opgenomen voorwaarde, dat een publieke kennisinstelling geen winstoogmerk mag hebben, vervalt. Volgens het kabinet leidt dat niet tot een inperking van de huidige groep gebruikers van de S&O-afdrachtvermindering.

Uitzondering voor het leggen van elektronisch derdenbeslag door de Belastingdienst

De wet waarin de herziening van het beslag- en executierecht is geregeld treedt per 1 januari 2021 in werking. Daarin is opgenomen dat derdenbeslag, dat is beslag bij een ander dan degene te wiens laste het beslag wordt gelegd, elektronisch wordt gelegd wanneer bij de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders een emailadres bekend is van deze derde waaraan het beslag kan worden betekend. Op de verplichting om derdenbeslag elektronisch te leggen is een uitzondering gemaakt voor de Belastingdienst. Deze uitzondering zal niet eerder komen te vervallen dan in 2023.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 14-09-2020