De levering van onbebouwde grond is vrijgesteld van omzetbelasting, voor zover deze grond niet is bedoeld als ondergrond voor een opstal. De levering van een bouwterrein valt dus niet onder de vrijstelling. Volgens het Hof van Justitie EU is het aan de lidstaten om het begrip bouwterreinen te bepalen, maar moeten de lidstaten deze terreinen omschrijven als voor bebouwing bestemd. De levering van een terrein, waarop nog een oud gebouw staat dat moet worden gesloopt om nieuwbouw mogelijk te maken en de voor de levering aangevangen sloop worden door het Hof van Justitie EU aangemerkt als de levering van een bouwterrein. Dit geldt ongeacht hoever de sloop van het oude gebouw op het moment van de levering is gevorderd.

De Wet op de omzetbelasting merkt onbebouwde grond, waaraan bewerkingen plaatsvinden of hebben plaatsgevonden, ten aanzien waarvan voorzieningen worden of zijn getroffen die uitsluitend dienstbaar zijn aan de grond, in de omgeving waarvan voorzieningen worden of zijn getroffen of ter zake waarvan een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit is verleend, met het oog op bebouwing van de grond, aan als bouwterrein.

In een arrest uit 2018 heeft de Hoge Raad overwogen dat de beantwoording van de vraag of de levering van een onroerende zaak een bouwterrein betreft, niet alleen dient te geschieden aan de hand van de contractuele bepalingen, maar ook aan de hand van de omstandigheden ter zake van de transactie voorafgaand aan en ten tijde van die handeling. Tot die omstandigheden behoort de intentie van partijen, mits deze wordt ondersteund door objectieve gegevens. Volgens de Hoge Raad was in dit geval geen bebouwing overgebleven die de functie van gebouw kon vervullen.

Bij de Hoge Raad is nu een zaak aanhangig betreffende de levering van een perceel grond, waarop nog een muur van een gesloopt bedrijfspand stond. Hof Den Haag heeft de levering aangemerkt als vrijgesteld van omzetbelasting vanwege de aanwezigheid van de muur. Bij zijn oordeel heeft het hof in aanmerking genomen dat de muur een functie heeft als grondkering en bij de te realiseren nieuwbouw een functie zal vervullen als erfafscheiding. Deze omstandigheden kunnen volgens de A-G niet de conclusie rechtvaardigen dat de muur nog een functie als gebouw kan vervullen. Onder verwijzing naar het arrest uit 2018 is de A-G van mening dat in dit geval de levering is uitgezonderd van de vrijstelling.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR20227, 21/02407 | 02-01-2022