Bij de levering van een onroerende zaak is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Het tarief bedraagt 6% van de koopsom. Voor woningen geldt een lager tarief van 2%. De Hoge Raad heeft in 2017 vier arresten gewezen over de vraag wanneer sprake is van een woning voor de overdrachtsbelasting.
Inzet van een procedure was of bij de levering van een appartementsrecht in een voormalig kantoorpand het hoge of het lage tarief van de overdrachtsbelasting van toepassing was. Voor de levering was de omgevingsvergunning ter transformatie van het pand in woningen onherroepelijk geworden. De aannemer had de sloopwerkzaamheden afgerond en was begonnen met de opbouwwerkzaamheden voor de nieuwe bestemming van het pand. De rechtbank was van oordeel dat het appartement op grond van publiekrechtelijke voorschriften alleen bestemd was voor bewoning, zodat het tarief van 2% moest worden toegepast. In hoger beroep heeft Hof Den Haag dat oordeel onderschreven. Anders dan de rechtbank baseerde het hof zijn oordeel op de verrichte werkzaamheden en de juridische splitsing in appartementsrechten. Daardoor was een bouwwerk ontstaan dat naar zijn aard voor bewoning is bestemd. Dat de appartementen in voorkomende gevallen worden gebruikt als woning met werkruimte aan huis maakte deze bestemming niet anders.