De Wet op de omzetbelasting 1968 kent een regeling voor herziening van de aftrek van voorbelasting bij wijziging van het gebruik van een investeringsgoed. De herzieningsregeling is van toepassing op onroerende zaken en rechten daarop en op roerende zaken, waarop wordt of kan worden afgeschreven. De Wet voorziet op dit moment niet in de mogelijkheid om btw op diensten te herzien. De btw-richtlijn kent die mogelijkheid wel voor diensten, die de kenmerken bezitten van investeringsgoederen.
De staatssecretaris van Financiën heeft de internetconsultatie geopend voor een uitbreiding van de herzieningsregeling. De aftrek van voorbelasting wordt daardoor ook voor diensten met een duurzaam karakter over een langere periode gevolgd. Deze aanpassing moet ook een ongewenste constructie met kortdurende verhuur tegengaan. Anders dan de reguliere verhuur van woningen is de kortdurende verhuur een belaste prestatie. Btw-belaste verhuur maakt het mogelijk om de btw op verbouwingskosten van een woning in aftrek te brengen. De latere vrijgestelde verhuur brengt geen verandering aan in die aftrek van voorbelasting zolang de herzieningsregeling niet is aangepast.
De herzieningstermijn voor diensten bedraagt volgens het voorstel vijf boekjaren. De herzieningstermijn start op het moment van ingebruikname van de dienst. Om te voorkomen dat ook kleine diensten aan onroerende zaken onder de maatregel vallen, wordt een drempelbedrag van € 30.000 per dienst ingevoerd. Onder dat bedrag is de herzieningsregeling niet van toepassing.
Het is de bedoeling dat de maatregel per 1 januari 2026 in werking treedt. De herzieningsregeling is van toepassing op diensten aan onroerende zaken, die na deze datum in gebruik worden genomen.
De einddatum voor de internetconsultatie is 2 april 2024.