De Wet op de omzetbelasting kent een vrijstelling voor diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep.

De vraag in een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was of ondersteunende diensten, die een huisarts verrichtte voor een stichting, die zorgplannen opstelt voor de eerstelijns zorg, onder de vrijstelling van omzetbelasting vallen.

Volgens het hof is de stichting ondernemer voor de omzetbelasting. De stichting verricht zelfstandig coördinerende handelingen, waarvoor zij zorgverleners inschakelt. Ook de zorgverleners zijn ondernemer, omdat zij naast de werkzaamheden voor de stichting, zelfstandig aan de patiënt zorghandelingen verrichten. Gelet op de feiten en omstandigheden kunnen de activiteiten van de stichting en de activiteiten van de huisarts niet worden gezien als één samengestelde prestatie.

Voor de toepassing van de medische vrijstelling is geen rechtstreekse rechtsbetrekking tussen de dienstverrichter en de patiënt vereist. Wel is dan vereist dat de verrichte dienst de bescherming van de gezondheid of genezing door middel van diagnose en behandeling tot doel heeft, of een wezenlijk deel is van een procedé dat in zijn geheel beschouwd een therapeutisch doel heeft.

Voor toepassing van de medische vrijstelling volstaat niet dat degene, die diensten tegen vergoeding verricht, is aangewezen als zorginstelling of zorgaanbieder. Het hof is van oordeel dat de activiteiten van de stichting niet een inherent en onafscheidbaar deel vormen van een gezondheidskundige behandeling van een patiënt. De medische vrijstelling is daarom op de diensten van de huisarts voor de stichting niet van toepassing.

De activiteiten van de stichting vallen wel onder de vrijstelling van omzetbelasting voor sociaal-culturele prestaties. Werkzaamheden, die een samenwerkingsverband verricht in het kader van de organisatie van de eerstelijnszorg, vallen onder deze vrijstelling wanneer het samenwerkingsverband een schakel is tussen de zorgverzekeraar en de eerstelijnszorgverleners. De stichting ontving van de zorgverzekeraars één vast bedrag per patiënt per jaar en verdeelde deze bedragen over de betrokken eerstelijnszorgverleners. De werkzaamheden die de huisarts verricht voor de stichting vallen niet onder deze vrijstelling.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL2022912, 20/00242 | 07-02-2022