De Wet op de omzetbelasting kent een vrijstelling voor de verhuur van onroerende zaken. Vrijstellingen van omzetbelasting vormen een uitzondering op het beginsel dat omzetbelasting wordt geheven over diensten die onder bezwarende titel worden verricht. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EU moeten vrijstellingen daarom strikt worden uitgelegd. Verhuur houdt in, dat de huurder van de verhuurder het recht heeft verkregen om een zaak voor een overeengekomen periode te gebruiken als ware hij de eigenaar. Verhuur van onroerende zaken is volgens het Hof van Justitie EU in de regel een betrekkelijk passieve activiteit, die enkel verband houdt met het tijdsverloop.

De vraag in een procedure voor Hof Amsterdam was of de vrijstelling voor de verhuur van toepassing is op de verhuur van opslagboxen, die door de verhuurder in een loods worden opgeslagen. De huurder van de box beschikt als enige over een sleutel van de box, maar heeft geen toegang tot de loods. Volgens het hof heeft de overeenkomst tussen de ondernemer en de huurder geen betrekking op (een deel van) een onroerende zaak. De ondernemer verleent aan de huurders van opslagboxen bijkomende diensten, zoals het in- en uitladen van de inboedel en het transport van opslagboxen naar en van de loods. Naar het oordeel van het hof hebben de bijkomende diensten een toegevoegde waarde van betekenis voor de huurders. Daarom kan niet kan worden geoordeeld dat de diensten van de ondernemer beperkt zijn tot het passief ter beschikking stellen van opslagboxen. De vrijstelling voor de verhuur van onroerende zaken is niet van toepassing.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de ondernemer tegen de uitspraak van het hof zonder nadere motivering ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20241796, 23/01287 | 05-12-2024