Bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Er geldt een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van onroerende zaken in het kader van een juridische splitsing. De vrijstelling geldt echter niet als aan de splitsing geen zakelijke overwegingen ten grondslag liggen.

De vraag in een procedure was of de vrijstelling bij splitsing van toepassing is in de volgende situatie. Een stichting bracht haar vastgoedportefeuille onder in een nieuw opgerichte bv bij wijze van agiostorting op de aandelen. Op de dag van inbreng heeft de bv de vastgoedportefeuille afgesplitst naar een vastgoedfonds en heeft het fonds aan de stichting aandelen uitgereikt. Volgens Hof Amsterdam was het hoofddoel van de gekozen vormgeving van de transactie het ontwijken van overdrachtsbelasting. Volgens het hof is de verkrijging van de vastgoedportefeuille niet vrijgesteld van overdrachtsbelasting.

In cassatie voerde het vastgoedfonds aan dat de zakelijkheid van de gekozen route niet los kan worden beoordeeld van de zakelijkheid van het einddoel van de operatie. In navolging van de conclusie van de AG deelt de Hoge Raad deze opvatting niet. Bij verkoop of ruil tegen aandelen van de vastgoedportefeuille zou overdrachtsbelasting verschuldigd zijn. De keuze om de portefeuille onder te brengen in een bv en direct af te splitsen tegen aandelen in het vastgoedfonds diende geen enkele niet-fiscale reden.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van het vastgoedfonds afgewezen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR202217, 21/01170 | 13-01-2022