Een ondernemer heeft recht op aftrek van de omzetbelasting die aan hem door andere ondernemers in rekening is gebracht voor prestaties, die de ondernemer gebruikt voor belaste handelingen. De bewijslast, dat aan de voorwaarden voor het recht op aftrek is voldaan, ligt bij de ondernemer. Dat geldt ook voor de voorwaarde dat de in rekening gebrachte kosten rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met het door de ondernemer verrichten onder bezwarende titel van niet vrijgestelde prestaties. Het Hof van Justitie EU heeft nadere uitleg gegeven over het aftrekrecht.
Een procedure voor de rechtbank Gelderland betrof een stichting, die zich bezighoudt met de bevordering van een duurzame palingsector. De stichting exploiteert in dat kader een duurzaamheidskeurmerk. Partijen zijn het eens dat de door een stichting ontvangen gebruiksrechtvergoedingen voor het keurmerk aan de heffing van omzetbelasting zijn onderworpen. De vraag was of de stichting recht heeft op aftrek van de voorbelasting op de kosten van door haar verrichte promotionele activiteiten. Voor deze activiteiten heeft de stichting geen tegenprestatie bedongen. De promotionele activiteiten zijn niet aan de heffing van omzetbelasting onderworpen. Voor het recht op aftrek is dan vereist dat de promotionele activiteiten objectief verband houden met de exploitatie van het keurmerk. Dat heeft de rechtbank niet kunnen afleiden uit de door de stichting overgelegde bescheiden.
De tweede vraag was of de stichting recht op aftrek heeft van de voorbelasting op kosten voor wetenschappelijke onderzoeken. De stichting heeft niet duidelijk gemaakt wat de aard is van de ingekochte prestaties. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de stichting in het kader van de wetenschappelijke onderzoeken diensten onder bezwarende titel heeft verricht. Deze handelingen moeten daarom worden geacht buiten de werkingssfeer van de omzetbelasting te vallen, waarvoor in beginsel geen recht op aftrek bestaat. Ook voor deze kosten is niet onderbouwd dat er een objectief verband bestaat met de exploitatie van het keurmerk.
De stichting voerde aan dat alles wat zij doet samenhangt met de exploitatie van het keurmerk. Om die reden zou de stichting recht hebben op aftrek van alle voorbelasting. De rechtbank volgt dat standpunt niet. De exploitatie van het keurmerk door de stichting is geen doel op zich, maar een middel om haar in de statuten verwoorde doelstellingen te realiseren. Daarvan uitgaande vindt de rechtbank niet aannemelijk dat de uitgaven voor het wetenschappelijk onderzoek en de promotionele activiteiten zijn gedaan ten behoeve van de exploitatie van het keurmerk. Het wetenschappelijk onderzoek en de promotionele activiteiten kunnen ook zijn gedaan om de doelstelling rechtstreeks te realiseren. De opbrengsten van het keurmerk worden aangewend om het wetenschappelijk onderzoek, de promotionele activiteiten en andere activiteiten die verband houden met de doelstellingen van de stichting te financieren. In dat geval is geen sprake van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de voor het wetenschappelijk onderzoek en de promotionele activiteiten ingekochte prestaties en een belaste handeling of de algehele economische activiteit.