Om het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting te mogen toepassen, moet worden voldaan aan het hoofdverblijfcriterium. Dit criterium houdt in dat de verkrijger de woning na de verkrijging daarvan anders dan tijdelijk als hoofdverblijf moet gaan gebruiken. De rechter moest beoordelen of een vrouw recht had op het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting bij de aankoop van een woning. Het geschil spitst zich toe op het hoofdverblijfcriterium 

De vrouw heeft een woning gekocht, maar zegt de huur van haar oude woning nog niet op. De leveringsakte vermeldt dat ze 10,4% overdrachtsbelasting moet betalen. Ook staat in de akte dat permanente bewoning van de nieuw gekochte woning niet is toegestaan. Later die maand geeft ze bij de Belastingdienst aan dat ze gebruik wil maken van het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting. De Belastingdienst vraagt om aanvullende informatie. 

De vrouw stelt dat ze het grootste deel van de week, namelijk vijf dagen, in de nieuw gekochte woning doorbrengt. Alleen gedurende twee dagen per week verblijft ze nog in haar gehuurde woonruimte, waar ze vrijwilligerswerk doet en sociale contacten onderhoudt. Om haar standpunt te onderbouwen, wijst ze erop dat ze actief betrokken is bij de Vereniging van Eigenaars (VvE) van de nieuwe woning en dat ze in de buurt van deze woning haar boodschappen doet. Als aanvullend bewijs legt ze schermafbeeldingen van bankafschriften over, waaruit blijkt dat ze inderdaad betalingen heeft gedaan bij winkels in en rond de nieuwe woning. Volgens haar voldoet ze daarmee aan de voorwaarde dat de woning haar ‘hoofdverblijf’ is. Ze vraagt de rechtbank te oordelen dat het verlaagde tarief terecht had moeten worden toegepast.

De rechtbank oordeelt uiteindelijk dat de vrouw niet heeft voldaan aan de bewijslast die op haar rust en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank wijst erop dat de vrouw ook na de aankoop van de woning haar eerdere huurwoning heeft behouden en daar vrijwilligerswerk blijft verrichten. Dit suggereert dat haar persoonlijke en economische belangen nog steeds deels verbonden zijn aan haar oude woonplaats. De door haar overgelegde betaalbewijzen van aankopen in de omgeving van de nieuwe woning zijn bovendien beperkt in aantal en zagen grotendeels op weekendactiviteiten.

Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:RBDHA:2025:9995 | 04-06-2025