De Advocaat-generaal bij de Hoge Raad (AG) heeft conclusie genomen in een aantal zaken die bij de Hoge Raad zijn aangebracht. Alle zaken betreffen het beroep in cassatie tegen uitspraken van Hof Den Haag. Bij de conclusies hoort een gemeenschappelijke bijlage, waarin de AG het juridische kader bespreekt. De zaken betreffen de btw-behandeling van de gescheiden inzameling van huishoudelijk verpakkingsafval door gemeenten. Daarvoor ontvangen de gemeenten een vergoeding uit een ‘afvalfonds’.
De gemeenten hebben zich op het standpunt gesteld dat zij geen economische activiteit verrichten, aangezien geen enkele ondernemer op een vergelijkbare wijze zou handelen. Volgens de AG heeft het hof onvoldoende onderzocht of een gemeente haar activiteiten verricht op een wijze die overeenkomt met de manier waarop particuliere marktdeelnemers dergelijke activiteiten verrichten. De bestreden uitspraken kunnen volgens de AG op dit punt niet in stand blijven. De conclusie strekt tot verwijzing naar een ander hof voor nader onderzoek.
De verplichting tot scheiden van verpakkingsafval ligt bij de verpakkingsindustrie. Op grond van de Wet milieubeheer zijn gemeenten verantwoordelijk voor de inzameling van huishoudelijk afval. De Wet milieubeheer verplicht gemeenten om (mede) zorg te dragen voor de gescheiden inzameling van verpakkingsafval. De verpakkingsindustrie heeft een tweetal stichtingen opgericht, die de verplichtingen van de verpakkingsindustrie hebben overgenomen. De verpakkingsindustrie betaalt hiervoor een afvalbeheerbijdrage aan het afvalfonds, dat wordt geadministreerd door de tweede stichting. Gemeenten sluiten een contract met de eerste stichting en doen opgaaf van het ingezamelde verpakkingsafval. Deze stichting controleert de opgaaf en verstrekt deze aan de tweede stichting, die een vergoeding uit het afvalfonds aan de desbetreffende gemeente verstrekt. De gemeenten verrichten met hun diensten geen overheidstaak, maar voeren tegen vergoeding een op een derde rustende taak uit. Daarmee verrichten zij een dienst in de zin van de btw en zijn zij ondernemer. Dat betekent dat zij geen recht hebben op een bijdrage uit het btw-compensatiefonds.
De rentebeschikkingen kunnen volgens de AG ook in stand blijven. Er is sprake van spiegelcorrecties, waarbij een correctie in de ene belastingpositie wordt gecompenseerd door een overeenkomstige correctie in een andere belastingpositie. Hierdoor kan het lijken alsof er geen netto belastingnadeel is voor de Belastingdienst. Een spiegelcorrectie betekent echter niet dat het verschuldigde bedrag al bij de Belastingdienst op de rekening stond. De Belastingdienst mag rente berekenen over de periode waarin zij het bedrag niet daadwerkelijk tot haar beschikking had.