Volgens vaste jurisprudentie is de belastingrechter niet gebonden aan de feitenvaststelling door een strafrechter in een tegen de belanghebbende gevoerde strafzaak over hetzelfde feitencomplex. De belastingrechter is ook niet gebonden aan enig oordeel van de strafrechter in die strafzaak. De belastingrechter dient zelfstandig een oordeel over het fiscale geschil te vormen. Uit de rechtspraak van het Europese Hof betreffende de Rechten van de Mens volgt dat een strafrechtelijke vrijspraak niet verhindert dat in een latere gerechtelijke procedure de gedragingen, waarvan de belanghebbende is vrijgesproken, als gevolg van minder strenge bewijsregels of op grond van aanvullend bewijs bewezen worden verklaard.

Een ondernemer voor de omzetbelasting kan de belasting die andere ondernemers aan hem in rekening hebben gebracht, als voorbelasting in aftrek brengen. Voorwaarde is dat de ondernemer beschikt over een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur. De bewijslast voor de in aftrek te brengen voorbelasting rust op de belanghebbende.

Bij een boekenonderzoek trof de Belastingdienst 97 valse facturen aan in de administratie. De daarin begrepen omzetbelasting is gecorrigeerd door het opleggen van een naheffingsaanslag. De dga van de onderneming, een bedrijf in sportartikelen, is strafrechtelijk veroordeeld voor het vervalsen van 96 van de 97 inkoopfacturen. Van 1 factuur stond niet vast dat deze was vervalst. Dat was voor de strafrechter aanleiding om de dga op dat punt vrij te spreken. De onderneming bestreed de naheffingsaanslag voor zover deze betrekking had op de factuur waarvoor de dga niet strafrechtelijk was veroordeeld. Volgens het bedrijf was deze factuur niet vals. De vermeende leverancier verklaarde echter dat de factuur niet van hem afkomstig was. Hof Arnhem-Leeuwarden vond deze verklaring geloofwaardig, ook al omdat andere facturen van deze leverancier steeds geringe bedragen wegens losse verkopen vermeldden en geen hoge bedragen zoals in de bewuste factuur.

Volgens het hof heeft de belanghebbende niet aan zijn bewijslast voldaan en heeft de Belastingdienst de ten onrechte geclaimde voorbelasting bij de naheffingsaanslag terecht gecorrigeerd.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20208233, 18/01124 | 12-10-2020