Een ondernemer voor de omzetbelasting mag de omzetbelasting, die door andere ondernemers aan hem in rekening is gebracht, als voorbelasting in aftrek brengen. Voorwaarde is dat de afgenomen goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor belaste handelingen. De ondernemer dient aannemelijk te maken dat en in hoeverre hij recht heeft op de aftrek van voorbelasting.

De Belastingdienst heeft de aftrek van voorbelasting geweigerd die betrekking had op het maken van een schetsontwerp voor een onroerende zaak. De omzetbelasting was in rekening gebracht op twee facturen, die waren gericht aan een onderneemster en haar partner. Beide facturen verwezen naar een intentieverklaring. Uit deze verklaring kon niet meer worden afgeleid dan dat de diensten betrekking hadden op de voorgenomen bouw van niet nader omschreven onroerende zaken in een volgend jaar. Noch uit de facturen, noch uit de intentieverklaring of de toelichting van de onderneemster kon worden afgeleid dat het ging om een dienst aan de onderneemster in het kader van de uitoefening van haar bedrijf. De aftrek van voorbelasting is terecht door de Belastingdienst gecorrigeerd.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20221089, BK-21/00400 | 03-05-2022