De Wet op de Belastingen van Rechtsverkeer bevat een vrijstelling van overdrachtsbelasting bij samenloop met de heffing van omzetbelasting. Deze vrijstelling is niet van toepassing als de verkoopprijs van de onroerende zaak inclusief omzetbelasting minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer en de verkrijger de omzetbelasting niet of niet nagenoeg geheel in aftrek kan brengen. De waarde in het economische verkeer wordt ten minste gesteld op de kostprijs van de onroerende zaak inclusief omzetbelasting. Deze zogenoemde strafheffing is op grond van een besluit van de staatssecretaris van Financiën onder voorwaarden niet van toepassing bij de verkoop van bouwterreinen, nieuwe woningen of de vestiging van beperkt zakelijke rechten op deze zaken met een korting op de marktwaarde.
Een van de voorwaarden betreft de marktwaarde van de woning met bijbehorende grond na aftrek van de koperskorting. Deze mag volgens het besluit niet hoger zijn dan € 240.000. Deze voorwaarde is met ingang van 1 januari 2023 als volgt aangepast. De marktwaarde van de woning vóór de aftrek van de koperskorting mag niet hoger zijn dan de woningwaardegrens, die geldt voor de startersvrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Deze grens bedraagt in 2022 € 400.000. De waardegrens wordt jaarlijks geïndexeerd. Toetsing van de waarde van de woning aan de waardegrens vindt plaats op het moment waarop de koopovereenkomst wordt gesloten.