Bij de verkrijging van een woning is het uitgangspunt dat overdrachtsbelasting moet worden betaald. De startersvrijstelling is een uitzondering op deze hoofdregel. Het is volgens de rechter iemands eigen verantwoording om zich tijdig op de hoogte te stellen wat daarvoor de voorwaarden zijn. Een van de voorwaarden is dat de waarde van de woning niet boven de woningwaardegrens uitkomt. De Belastingdienst is niet verplicht om deze grens voor toekomstige jaren op zijn website te zetten.
Een man en zijn partner sluiten in 2023 een koopovereenkomst voor een woning. Begin 2024 wordt de woning geleverd. De notaris doet aangifte overdrachtsbelasting, waarna het volledige bedrag wordt voldaan. De helft van deze belasting wordt toegerekend aan de man. De man maakt bezwaar tegen dit bedrag. Voor 2024 geldt een woninggrens van € 510.000. Als de Belastingdienst deze duidelijker had vermeld, bijvoorbeeld op de website, hadden zij nooit € 517.500 geboden. De inspecteur wijst dit bezwaar af.
De rechtbank oordeelt dat de woningwaardegrens wettelijk juist en tijdig is gepubliceerd, en dat het de verantwoordelijkheid van de man is om zich hierover te informeren. De woningwaardegrens is een drempelbedrag. Bij een verkrijging boven de drempel is overdrachtsbelasting verschuldigd over het gehele bedrag en niet slechts over het gedeelte waarmee de waarde van de verkrijging de drempel overtreft. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bewust de afweging heeft gemaakt om duurdere verkrijgingen volledig te belasten met overdrachtsbelasting.