De Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) bevat regels voor situaties waarin een onroerende zaak binnen zes maanden opnieuw wordt verkregen door een andere partij. In zulke gevallen geldt meestal een vermindering van de heffingsgrondslag (maatstafvermindering). Als bij de vorige verkrijging een verlaagd tarief (zoals 2%) is toegepast, geldt dat de belasting die ter zake van de vorige verkrijging verschuldigd was in mindering moet worden gebracht op de belasting die bij een opvolgende verkrijging verschuldigd is (belastingvermindering). Met ingang van 2026 geldt deze uitzondering ook voor het nieuwe verlaagde tarief van 8%. Uit de praktijk blijkt echter dat dit in sommige gevallen tot een te lage belasting kan leiden, bijvoorbeeld als de waarde van het pand is gestegen en het nieuwe tarief lager is dan 8%. 

Ondergrens

De nota van wijziging bij de Overige fiscale maatregelen 2026 (OFM) introduceert een ondergrens bij opvolgende verkrijgingen. De ondergrens is het bedrag aan belasting dat een opvolgende verkrijger verschuldigd zou zijn bij toepassing van de hoofdregel voor de berekening van de verschuldigde belasting. Er kan alleen sprake zijn van een belastingvermindering als de verschuldigde belasting op grond van de uitzondering niet lager is dan de belasting die verschuldigd zou zijn ingevolge de hoofdregel (maatstafvermindering).

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | 18-09-2025