Een veilinghuis veilt in de regel goederen die eigendom zijn van een ander. De eigendom van goederen die via de veiling worden verkocht gaat direct over van de verkoper op de koper. De Wet op de omzetbelasting kent een bijzondere regeling voor goederen die op een veiling worden verhandeld. Deze goederen worden geacht eerst aan en vervolgens door de veilinghouder te zijn geleverd. Dit betekent dat van rechtswege twee opeenvolgende leveringen worden onderscheiden.
Is de verkoper geen ondernemer voor de omzetbelasting, dan is hij geen omzetbelasting verschuldigd over de door hem ontvangen vergoeding. De veilinghouder kan aan de verkoper tegen vergoeding diensten verrichten, waarover de veilinghouder omzetbelasting is verschuldigd. De veilinghouder dient omzetbelasting in rekening te brengen over hetgeen hij van de koper als vergoeding ontvangt. Bij de veiling van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten mag de veilinghouder de winstmargeregeling toepassen.
De winstmargeregeling komt erop neer dat de veilinghouder omzetbelasting is verschuldigd over het verschil tussen de vergoeding die hij aan de afnemers in rekening brengt en hetgeen hij aan de verkopers betaalt. De veilinghouder wordt dan voor de omzetbelasting als een wederverkoper gezien. De winstmarge voor de veilinghouder is het totale bedrag dat hij van de kopers en de verkopers voor zijn veilingwerkzaamheden heeft ontvangen.
In een procedure in cassatie heeft de Hoge Raad geoordeeld dat niet alleen het aan de kopers in rekening gebrachte opgeld, maar ook de aan de verkopers in rekening gebrachte commissie tot de winstmarge van het veilinghuis behoort. De veilinghouder meende dat de commissie niet aan de heffing van omzetbelasting kon worden onderworpen, omdat hij die niet achteraf op de verkopers kan verhalen. De omzetbelasting, die de veilinghouder op aangifte moet voldoen, wordt geacht in de winstmarge te zijn begrepen en te zijn ontvangen. Dat geldt ook voor zover de winstmarge betrekking heeft op de commissie.