Volgens de Advocaat-generaal (A-G) bij het Hof van Justitie EU kan een schriftelijke overeenkomst als factuur dienen, ook als deze niet alle gegevens die op een factuur vermeld dienen te worden bevat.
De btw-richtlijn verplicht de lidstaten om als factuur te accepteren ieder document of bericht op papier of in elektronisch formaat dat aan de in de richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoet. Ook een document, dat wijzigingen aanbrengt in en verwijst naar de oorspronkelijke factuur, geldt als factuur. Voor btw-doeleinden zijn op facturen de volgende vermeldingen verplicht:
- de datum van de levering of dienst of de datum waarop een vooruitbetaling is gedaan, voor zover die datum vastgesteld is en verschilt van de uitreikingsdatum van de factuur;
- het toegepaste btw-tarief.
Aan het Hof van Justitie EU zijn prejudiciële vragen voorgelegd over de vermeldingen, die op een schriftelijke overeenkomst moeten zijn gedaan om als een factuur te worden aangemerkt. De hoofdvraag is of alle voorgeschreven vermeldingen voor een factuur moeten zijn opgenomen. Als dat niet het geval is, dan is de vraag welke vermeldingen in ieder geval moeten worden opgenomen om een schriftelijke overeenkomst aan te merken als een factuur, waaruit een verplichting tot afdracht van btw voortvloeit.
In concreto is de vraag of een schriftelijke overeenkomst tussen twee ondernemers kan worden aangemerkt als een factuur als daaruit volgt dat de leverancier een factuur wilde uitreiken op grond waarvan de afnemer de voorbelasting in aftrek kon brengen.
De A-G heeft aan deze materie een conclusie gewijd. De conclusie luidt dat een schriftelijke overeenkomst bij wijze van uitzondering als een factuur kan worden beschouwd als deze niet alle voorgeschreven gegevens bevat. De overeenkomst moet voldoende gegevens bevatten zodat de belastingdienst kan controleren of de verschuldigde belasting is betaald en of er recht op aftrek van voorbelasting bestaat.