Ondernemers voor de omzetbelasting, die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven dat zij een eenheid vormen, worden voor de omzetbelasting als een fiscale eenheid aangemerkt. Dat betekent dat op onderlinge prestaties geen omzetbelasting in rekening hoeft te worden gebracht. Bij de beantwoording van de vraag of de vereiste verwevenheid aanwezig is, moeten de banden van financiële, organisatorische en economische aard in hun onderlinge samenhang worden beoordeeld. Volgens een arrest van de Hoge Raad is sprake van een fiscale eenheid als ondernemers in financieel en organisatorisch opzicht nauw verweven zijn en tussen deze ondernemers niet-verwaarloosbare economische betrekkingen bestaan.
Voor verwevenheid in financieel opzicht bij aandelenvennootschappen geldt als voorwaarde dat ten minste de meerderheid van de aandelen in elk van de vennootschappen, inclusief de zeggenschap, in dezelfde handen is. Voor verwevenheid in organisatorisch opzicht is vereist dat de vennootschappen onder een gezamenlijke leiding staan of dat de leiding van de ene vennootschap feitelijk ondergeschikt is aan de leiding van de andere vennootschap. Van verwevenheid in economisch opzicht is sprake als de activiteiten van de vennootschappen zijn gericht op hetzelfde economische doel of als de activiteiten van de ene vennootschap hoofdzakelijk voor de andere vennootschap worden uitgeoefend.
De vraag in een procedure voor Hof Amsterdam was of was voldaan aan het vereiste van organisatorische verwevenheid tussen een stichting, die een ziekenhuis exploiteerde en de bv, die schoonmaakactiviteiten voor het ziekenhuis verrichtte. Het ziekenhuis had meer dan 50% van de aandelen in de bv. Het restant van de aandelen was in handen van een schoonmaakbedrijf. De rechtbank oordeelde eerder dat er onvoldoende organisatorische verwevenheid was voor een fiscale eenheid tussen stichting en bv.
De Hoge Raad heeft in een recent arrest het betoog dat ondernemers die in financieel en economisch opzicht nauw met elkaar zijn verbonden, een fiscale eenheid vormen als tussen deze ondernemers niet-verwaarloosbare organisatorische betrekkingen bestaan, afgewezen.
Het hof onderzocht of de leiding van de bv feitelijk ondergeschikt was aan de stichting of dat de stichting en het schoonmaakbedrijf samen de leiding over de bv voerden. Van een gelijkwaardige bestuurlijke samenwerking was geen sprake, omdat een medewerker van de stichting als enig bestuurder van de bv werd benoemd. Het hof stelde vast, dat de door de stichting benoemde bestuurder van de bv door het sluiten van een managementovereenkomst met het schoonmaakbedrijf zijn bestuurlijke taken heeft overgedragen aan dat bedrijf. Van feitelijke ondergeschiktheid van het bestuur van de bv aan de stichting was daarmee ook geen sprake.
Het hof deelde de opvatting van de rechtbank dat niet aan de eis van voldoende organisatorische verwevenheid was voldaan.