Voor de levering van goederen, die worden vervoerd naar een andere lidstaat, geldt het 0%-tarief wanneer in de andere lidstaat omzetbelasting wordt geheven ter zake van een intracommunautaire verwerving. De ondernemer die het 0%-tarief wil toepassen moet bewijzen dat de goederen in een andere lidstaat zijn onderworpen aan belastingheffing. De ondernemer dient daartoe aannemelijk te maken dat de goederen in het kader van de levering naar een andere lidstaat zijn vervoerd. Daarnaast dient hij aannemelijk te maken dat de goederen in die andere lidstaat zijn ontvangen door iemand die ter zake van een intracommunautaire verwerving omzetbelasting verschuldigd is.

Aan een ondernemer die in Duitsland auto’s inkocht en die doorverkocht met toepassing van het 0%-tarief werd een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd, omdat hij niet kon bewijzen dat de auto’s naar andere lidstaten waren vervoerd. De in- en verkoopprijs waren gelijk. De ondernemer bracht daarnaast bemiddelingskosten in rekening aan zijn afnemers. Op de facturen voor de bemiddeling paste hij het hoge tarief omzetbelasting toe. 

Hof Den Bosch was van oordeel dat de Belastingdienst terecht omzetbelasting heeft nageheven.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof zonder nadere motivering ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2020411,19/01215 | 19-03-2020