Bij de Hoge Raad is een procedure aanhangig over de voorwaarden voor toepassing van het nultarief voor de omzetbelasting op intracommunautaire leveringen. De vraag is of de leverancier moet beschikken over een btw-identificatienummer van de afnemer van het land van de lidstaat waar de goederen naartoe zijn vervoerd. De procedure heeft betrekking op de intracommunautaire levering van mobiele telefoons aan een Britse afnemer. De telefoons zijn vervoerd naar Duitsland en Polen. De afnemer was daar niet voor btw-doeleinden geïdentificeerd. De afnemer heeft zijn Britse btw-identificatienummer aan de leverancier doorgegeven. In het Verenigd Koninkrijk is het Britse btw-identificatienummer van de afnemer kort na de leveringen uit het VAT Information Exchange System verwijderd vanwege malafide praktijken. In Nederland is de toepassing van het nultarief geweigerd wegens het ontbreken van een Duits en een Pools btw-identificatienummer van de afnemer. Volgens de inspecteur heeft de leverancier niet alles gedaan wat nodig was om te voorkomen dat hij bij de later in de handelsketen geconstateerde fraude betrokken zou raken.

Eerder in de procedure oordeelde Hof Den Bosch dat het Duitse en Poolse btw-identificatienummer niet vereist waren om te voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van het nultarief. Volgens het hof was voldoende dat de leverancier over het Britse btw-identificatienummer beschikte. De inspecteur heeft naar het oordeel van het hof niet bewezen dat de leverancier wist of had moeten weten dat de levering van de telefoons deel uitmaakte van fraude door de afnemer of van fraude later in de handelsketen. De conclusie van de A-G is dat voor de toepassing van het nultarief niet vereist is dat een ondernemer beschikt over het btw-identificatienummer van de afnemer dat is toegekend door de EU-lidstaat van aankomst van de intracommunautair geleverde goederen.

Dit geldt zowel voor als na 1 januari 2020, de datum van inwerkingtreding van de zogenaamde quick fixes. Onderdeel van de quick fixes is dat het beschikken over een btw-identificatienummer een materiële voorwaarde is voor het nultarief. Volgens de A-G volgt uit de per 1 januari 2020 gewijzigde tekst nog duidelijker dan voorheen dat een btw-identificatienummer, dat is toegekend door een andere lidstaat dan waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt, volstaat.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR20191384, 19/01458 | 13-02-2020