Onlangs heeft het Hof van Justitie EU een arrest gewezen over de btw-positie van een lid van de raad van commissarissen van een stichting. In antwoord op vragen over de strekking van dit arrest heeft de staatssecretaris van Financiën gezegd dat het onvoldoende duidelijkheid biedt voor een algemene beleidslijn die voor iedere toezichthouder geldt. Na een arrest van de Hoge Raad over de btw-belastbaarheid van vacatiegelden zal de staatssecretaris bezien of het mogelijk is om de btw-plicht van toezichthouders te verduidelijken in een beleidsbesluit.

Als de werking van een arrest niet door het Hof van Justitie EU wordt beperkt in de tijd, werkt de uitleg terug tot het moment waarop de in het arrest uitgelegde artikelen van de btw-richtlijn in werking zijn getreden. De terugwerkende kracht geldt echter niet voor beschikkingen die onherroepelijk vaststaan.

Commissarissen, die twijfelen aan hun belastingplicht voor de btw, kunnen deze vraag voorleggen aan hun btw-inspecteur. Dat heeft geen effect voor de voldoening op aangifte van btw over verstreken tijdvakken, tenzij tijdig bezwaar is gemaakt. Het arrest van het Hof van Justitie EU geeft geen recht op ambtshalve teruggaaf van btw.

Commissarissen, die niet meer dan vier commissariaten vervulden, werden tot 1 januari 2013 niet aangemerkt als btw-ondernemer. Ter voorkoming van een zogenaamde inbreukprocedure voor het Hof van Justitie EU heeft Nederland de goedkeuring per 1 januari 2013 ingetrokken. Het btw-ondernemerschap van commissarissen wordt sindsdien van geval tot geval beoordeeld.

Bron: Ministerie van Financiën | 2019-0000106943 Thu, 01 Aug 2019 05:00:00 +0100