De Advocaat-generaal (A-G) bij het Hof van Justitie EU heeft een conclusie gewijd aan de kleineondernemersregeling (KOR). Dat is een bijzondere btw-vrijstelling voor ondernemers die met hun economische activiteit een bepaalde omzetdrempel niet overschrijden. Het doel van deze regeling is administratieve vereenvoudiging. De omzet, die als maatstaf dient om te bepalen of sprake is van een kleine onderneming, omvat het bedrag van de belaste goederenleveringen en diensten en van een aantal vrijgestelde handelingen. De hoogte van de omzet uit de overige vrijgestelde handelingen is niet van invloed op de vrijstelling.

Volgens de A-G moet de KOR strikt worden uitgelegd. Zo moeten alle belaste handelingen in de berekening worden opgenomen. Tot de omzet van vrijgestelde handelingen die meetelt in de berekening behoort de omzet uit handelingen met betrekking tot onroerende goederen. Niet duidelijk is of het alleen de vrijgestelde handel in onroerende goederen betreft of ook de vrijgestelde verhuur van onroerende goederen. De A-G meent dat, gezien het karakter van de KOR, dit laatste het geval is. De omzet uit deze vrijgestelde handelingen telt evenwel niet mee wanneer het gaat om incidenteel met andere handelingen samenhangende handelingen. Tot op heden heeft het Hof van Justitie EU zich nog niet uitgesproken over wanneer dat het geval is of aan welke voorwaarden daarvoor moet zijn voldaan.

De A-G meent dat het uitsluitend handelingen betreft die geen nauw verband houden met de eigenlijke activiteit van de belastingplichtige. Dit verband ontbreekt bij eenmalige en buitengewone handelingen die buiten het eigenlijke doel van de onderneming vallen en bij handelingen die geen aanmerkelijk gebruik van goederen en diensten in het kader van de onderneming impliceren. Als voorbeeld noemt de A-G de minimale verhuur van een onroerend goed in privébezit.

De conclusie betreft een procedure van een Roemeense ondernemer, die verschillende activiteiten verricht. De ondernemer verwierf inkomsten als accountant, belastingconsulent, advocaat, faillissementscurator, schrijver en uit de verhuur van een onroerend goed. Afhankelijk van de kwalificatie van de inkomsten uit verhuur overschreed de ondernemer de in Roemenïe geldende omzetgrens van € 65.000. De verhuur van het onroerend goed was niet incidenteel en stond niet los van de eigenlijke belastbare activiteiten van de ondernemer. Het pand werd gebruikt voor het werk als faillissementscurator en werd verhuurd aan een vennootschap waarvan de ondernemer aandeelhouder en bestuurder was en voor rekening waarvan hij adviesdiensten verrichtte.

Bron: Hof van Justitie EU | Conclusie AG | ECLIEUC202082, C 716/18 | 13-02-2020