Een gemeente stelde sportaccommodaties ter beschikking aan basisscholen. De gemeente bracht de basisscholen hiervoor een vergoeding in rekening, die gelijk was aan de door de gemeente aan de scholen verstrekte subsidie. De gemeente kreeg door het in rekening brengen van een vergoeding recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot de sportaccommodaties. Dit gebeurde op grond van een afspraak met de Belastingdienst. In de loop van 2013 heeft de inspecteur de afspraak opgezegd, aanvankelijk per 1 januari 2014 maar uiteindelijk per 1 januari 2015. De opzegging was gebaseerd op een gewijzigd standpunt. Dat houdt in dat de terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie ten behoeve van het basisonderwijs voortaan wordt aangemerkt als een interne prestatie, ongeacht of een vergoeding wordt berekend.

Hof Arnhem-Leeuwarden stelde vast dat de gemeente per saldo van de basisscholen geen vergoeding ontvangt voor de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties. Zonder vergoeding is geen sprake van een economische activiteit. Dat heeft tot gevolg dat de aan de terbeschikkingstelling toe te rekenen voorbelasting niet aftrekbaar is. Het hof wees het standpunt van de gemeente dat de ontvangen rijksbijdrage een door een derde betaalde vergoeding was, af. Het vereiste rechtstreekse verband tussen de rijksbijdrage en de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties ontbrak.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL2020872, 18/01214 | 20-02-2020