Ondernemers hebben recht op teruggaaf van op aangifte voldane omzetbelasting voor zover de vordering door hun afnemer niet is en niet zal worden voldaan. Betaling van een vordering hoeft niet in geld te geschieden.
Het Hof van Justitie EU heeft geoordeeld dat voor de heffing van omzetbelasting ruilovereenkomsten, waarbij de tegenprestatie per definitie in natura wordt betaald, en handelingen waarvoor een tegenprestatie in geld wordt betaald, vanuit economisch en commercieel oogpunt twee identieke situaties zijn.

De eigenaar en de huurder van een onroerende zaak hebben in de huurovereenkomst geopteerd voor belaste verhuur. Sinds begin 2016 betaalde de huurder de huurtermijnen niet meer volledig. De huurovereenkomst is door de rechter per 31 mei 2017 ontbonden. De rechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van € 171.000 inclusief omzetbelasting aan achterstallige huur. De verhuurder en de huurder kwamen overeen dat de huurder de inventaris van de onroerende zaak zou overdragen aan de verhuurder als betaling voor de achterstallige huur. De verhuurder deed met zijn aangifte omzetbelasting een verzoek om teruggaaf van het bedrag aan omzetbelasting dat was begrepen in de achterstallige huur. Het ging om een bedrag van € 29.678 (21/121 x € 171.000). De Belastingdienst heeft het teruggaafverzoek afgewezen.

Voor de rechtbank was in geschil of de verhuurder recht had op teruggaaf van het in de huurvordering begrepen bedrag aan omzetbelasting. De rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was omdat de huurvordering was voldaan door de overdracht van de inventaris. Er was geen sprake van een niet betaalde vordering.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20204083, SGR 19/5718 | 14-05-2020