Bij de Hoge Raad is een procedure aanhangig over de vraag of naheffing mogelijk is van ambtshalve teruggegeven omzetbelasting omdat de teruggaaf is verleend in strijd met intern beleid dat nieuwe jurisprudentie geen reden is om terug te komen op het verleden. In materiële zin was in deze casus niet te weinig belasting geheven. De A-G meent dat naheffing niet mogelijk is door het ontbreken van een materiële belastingschuld.

De procedure betreft een koordirigent die voor repetities het algemene tarief aan omzetbelasting berekende en voor uitvoeringen het lage tarief. Na een uitspraak van de rechtbank Haarlem bleek dat ook voor de met optredens samenhangende repetities het lage tarief voor uitvoerende kunstenaars van toepassing was. De uitspraak van de rechtbank is gevolgd door de Belastingdienst. De dirigent heeft eerst per brief en later met suppletieaangiften om teruggaaf van in het verleden te veel voldane omzetbelasting verzocht. De inspecteur heeft het in brief gedane verzoek geweigerd, ook ambtshalve. Op de ingediende suppletieaangiften zijn de gevraagde teruggaven verleend. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur de teruggaven gecorrigeerd door naheffingsaanslagen op te leggen. Hoewel na de teruggaven de situatie is ontstaan dat de dirigent de materieel verschuldigde belasting heeft betaald, is de staatssecretaris toch van mening dat kan worden nageheven. De staatssecretaris verwijst naar het Besluit ambtshalve verminderen of teruggeven van 16 december 2010. Daarin is bepaald dat nieuwe jurisprudentie in principe geen aanleiding is om ambtshalve terug te komen op het verleden.

Eerder in de procedure hebben de rechtbank en het hof de naheffingsaanslagen vernietigd vanwege het ontbreken van een materiële belastingschuld.

Volgens de A-G is de functie van de naheffingsbevoegdheid om een naderhand gebleken onbetaalde materiële belastingschuld alsnog te formaliseren door middel van een naheffingsaanslag. Voor naheffing is een materiële belastingschuld, die nog niet is geformaliseerd, het uitgangspunt. Als dit ontbreekt is volgens de A-G naheffing niet mogelijk.

De A-G wijst er nog op dat de dirigent wettelijk verplicht was om een suppletieaangifte in te dienen. De suppletieverplichting is niet beperkt tot situaties waarin te weinig belasting is betaald.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR2019948, 19/00471 | 31-10-2019