Iedere persoon, die zelfstandig een bedrijf of beroep uitoefent, is ondernemer voor de omzetbelasting. Waar de Nederlandse wet het begrip ondernemer hanteert in de omzetbelasting, is daarmee niets anders bedoeld dan met het begrip belastingplichtige in de Btw-richtlijn. De Btw-richtlijn merkt als belastingplichtige aan ieder die zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit. Het begrip economische activiteit omvat alle werkzaamheden die tegen vergoeding worden verricht. Er moet een rechtstreeks verband bestaan tussen de prestatie en de vergoeding. Het begrip economische activiteit is ruim. De voorwaarde, dat een economische activiteit zelfstandig moet worden verricht, sluit mensen in loondienst van de belastingheffing uit.

De vraag in een procedure was of een lid of voorzitter van bezwaaradviescommissies van diverse ministeries ondernemer is voor de omzetbelasting. Naar het oordeel van Hof Amsterdam is sprake van economische activiteiten in de zin van de Wet OB, aangezien de werkzaamheden voor de commissies tegen vergoeding worden verricht. Er is volgens het hof geen sprake van een dienstbetrekking of van een verhouding van ondergeschiktheid ten aanzien van de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden.

Hoewel de betrokkene is benoemd als lid of voorzitter van een commissie voor een periode van vier jaar, staat daarmee niet vast of en in welke mate er daadwerkelijk werkzaamheden voor een commissie zullen worden verricht. Alleen wanneer er werkzaamheden voor een commissie zijn verricht wordt een vergoeding betaald. Dat betekent dat er een economisch risico wordt gelopen. Uit de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat een lid van een dergelijke commissie geen deel uit maakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een ministerie. Volgens het hof komt de positie van de betrokkene meer overeen met die van een beoefenaar van een vrij beroep dan met die van een werknemer. Het hof merkte de betrokkene aan als ondernemer en oordeelde dat terecht omzetbelasting op aangifte was voldaan.

De Hoge Raad deelt de opvatting van het hof niet. Er is geen sprake van een zelfstandig uitgeoefende economische activiteit. De voorzitter en de andere leden van de bezwaaradviescommissie hebben geen individuele taken of verantwoordelijkheden. Zij verrichten hun werkzaamheden als lid van de commissie en niet op eigen naam, voor eigen rekening en/of onder eigen verantwoordelijkheid. Economisch risico lopen deze leden niet.

De Hoge Raad verwijst naar een arrest van het Hof van Justitie EU uit 2019. Uit dat arrest blijkt dat het lopen van inkomensrisico niet automatisch betekent dat de betrokkene als zelfstandige in de zin van de Btw-richtlijn wordt beschouwd. Daarvoor is vereist dat iemand de aan de overeengekomen werkzaamheden verbonden economische risico’s zelf draagt.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20201143, 18/02684 | 02-07-2020