Herziening aftrek voorbelasting

De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang van de mate waarin u de bedrijfsmiddelen voor btw-belaste prestaties gebruikt. Heeft u de btw op bedrijfsmiddelen in het verleden geheel of gedeeltelijk in aftrek gebracht, dan moet de aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties is veranderd. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar waarin u de zaak bent gaan gebruiken. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar volgend op het jaar van ingebruikname.

De herziening verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.

Bron: Overig | publicatie | 14-11-2019

Over de auteur:

Henk Jan studeerde fiscaal recht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij is een eigenwijze gepassioneerde specialist met een geheel eigen aanpak. Recht door zee, to the the point en analytisch sterk. Henk Jan heeft ruime ervaring in de BTW-praktijk en heeft in 2006 BTW Nederland opgericht.

Herziening aftrek voorbelasting

Bij de Hoge Raad is een procedure aanhangig over het recht op aftrek en herziening van voorbelasting bij gemengd gebruikte investeringsgoederen. De procedure betreft een gemeente, die gymnastieklokalen heeft laten bouwen en deze deels gebruikt voor belaste verhuur en deels voor activiteiten die buiten het bereik van de omzetbelasting vallen. Na enkele jaren gaat de gemeente de lokalen volledig voor belaste activiteiten gebruiken. De vraag is of de gemeente de omzetbelasting, die in eerste instantie niet volledig in aftrek is gebracht, mag herzien vanwege het gewijzigde gebruik.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de gemeente als overheid heeft gehandeld voor zover de lokalen ter beschikking zijn gesteld voor de gymlessen van leerlingen van basisscholen. Volgens het hof kan het deel van een gebouw dat bij de oprichting is bestemd voor gebruik als overheid niet als ondernemingsvermogen worden aangemerkt. Bij de latere wijziging van gebruik voor overheidshandelen naar belast gebruik ontstaat niet alsnog een recht op aftrek van voorbelasting. Dat kan ook niet op grond van de herzieningsregels ontstaan, aldus het hof.

De Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad deelt in haar conclusie de visie van het hof niet. De terbeschikkingstelling van de gymlokalen zonder vergoeding is geen economische activiteit. Dit betekent dat die activiteit niet kan worden aangemerkt als overheidshandelen. In de conclusie gaat de A-G in op de rechtspraak van het Hof van Justitie EU over het recht op aftrek en herziening voor goederen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt. Vervolgens behandelt de A-G rechtspraak over goederen die gemengd worden gebruikt voor economische en niet-economische handelingen. Uit de rechtspraak leidt de A-G af dat de gemeente bij de aanschaf heeft gehandeld als belastingplichtige en daarom recht heeft op herziening van de aftrek van voorbelasting. De A-G geeft de Hoge Raad in overweging het beroep in cassatie gegrond te verklaren.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR2019491, 17/04489 | 05-06-2019

Over de auteur:

Henk Jan studeerde fiscaal recht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij is een eigenwijze gepassioneerde specialist met een geheel eigen aanpak. Recht door zee, to the the point en analytisch sterk. Henk Jan heeft ruime ervaring in de BTW-praktijk en heeft in 2006 BTW Nederland opgericht.

Herziening aftrek voorbelasting

Ondernemers voor de omzetbelasting hebben recht op aftrek van voorbelasting, voor zover de ingekochte goederen en diensten worden gebruikt voor belaste prestaties. De aftrek kan plaatsvinden op basis van een schatting van het belaste gebruik. Wanneer het daadwerkelijke gebruik afwijkt en te veel of te weinig belasting in aftrek is gebracht, moet de aftrek worden herzien. Op grond van de btw-richtlijn mogen de lidstaten voor investeringsgoederen een herzieningstermijn hanteren van maximaal 20 jaar, die aanvangt op het moment van ingebruikneming.

De Wet OB bepaalt dat de aftrek van belasting plaatsvindt overeenkomstig de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip waarop de belasting in rekening wordt gebracht of op het tijdstip waarop de belasting wordt verschuldigd. Wanneer op het tijdstip van ingebruikneming blijkt dat de te veel of te weinig belasting in aftrek is gebracht, dan wordt de ondernemer de te veel afgetrokken belasting op dat tijdstip verschuldigd. Te weinig afgetrokken belasting wordt op verzoek van de ondernemer teruggegeven.

De vraag in een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was of deze bepaling alleen van toepassing is indien het daadwerkelijke gebruik afwijkt van de bestemming. De procedure betrof percelen grond die pas bij de verkoop in gebruik zijn genomen. Volgens het hof bevat de tekst van de relevante artikelen uit de btw-richtlijn en de Nederlandse wet geen aanwijzing dat de werking ervan zou zijn beperkt tot de situatie waarin het daadwerkelijke gebruik afwijkt van het voorgenomen gebruik. De herzieningstermijn voor onroerende zaken beslaat de negen boekjaren volgend op het boekjaar waarin de ondernemer de zaken is gaan gebruiken. Het boekjaar van ingebruikneming speelt een cruciale rol in de regeling voor de aftrek voor investeringsgoederen in Nederland. Pas in dat jaar ontstaat duidelijkheid over het daadwerkelijke gebruik. De ondernemer heeft het recht om pas in het jaar van ingebruikneming de bij de aanschaf van de percelen aan hem in rekening gebrachte belasting in aftrek te brengen. Omdat de percelen met omzetbelasting zijn verkocht, is de belasting volledig aftrekbaar.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL2019909, nummer 17/01335 | 20-02-2019

Over de auteur:

Henk Jan studeerde fiscaal recht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij is een eigenwijze gepassioneerde specialist met een geheel eigen aanpak. Recht door zee, to the the point en analytisch sterk. Henk Jan heeft ruime ervaring in de BTW-praktijk en heeft in 2006 BTW Nederland opgericht.
Ga naar de bovenkant