Ondernemers voor de omzetbelasting, die in economisch, financieel en organisatorisch opzicht onderling sterk verweven zijn, vormen een fiscale eenheid. Volgens de Nederlandse wetgeving is een fiscale eenheid beperkt tot in Nederland gevestigde ondernemers.

Een fiscale eenheid voor de omzetbelasting verrichtte diensten binnen de verzekeringssector en activiteiten op het gebied van vermogensbeheer en financiële dienstverlening. De fiscale eenheid was onderdeel van een internationaal concern. De moedervennootschap was in Duitsland gevestigd. De moedervennootschap verrichtte managementactiviteiten voor en verleende diensten aan de fiscale eenheid. Over de doorberekende kosten voldeed de fiscale eenheid verlegde omzetbelasting op aangifte. Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting bedroeg 2% van de in rekening gebrachte omzetbelasting.

In geschil was of de fiscale eenheid over de aan haar doorberekende kosten omzetbelasting verschuldigd was. Het geschil spitste zich toe op de vraag of de territoriale begrenzing van de fiscale eenheid tot het grondgebied van Nederland een belemmering is van de vrijheid van vestiging als bedoeld in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De fiscale eenheid meende dat dit het geval was. Zij werd door de territoriale begrenzing ongunstiger behandeld dan een vennootschap waarvan de moedervennootschap in Nederland is gevestigd. Deze laatste kan een fiscale eenheid vormen met de in Nederland gevestigde moedervennootschap. De onderlinge prestaties zijn daardoor niet belast.

Uit rechtspraak van het Hof van Justitie EU blijkt dat voor de heffing van winstbelasting de vrijheid van vestiging wordt belemmerd indien een ingezeten vennootschap met een dochteronderneming of een vaste inrichting in een andere lidstaat fiscaal ongunstiger wordt behandeld dan een ingezeten vennootschap met een vaste inrichting of een dochteronderneming in de zelfde lidstaat. De rechtbank leidt uit de rechtspraak van het Hof van Justitie EU af, dat als er sprake zou zijn van een belemmering van de vrijheid van vestiging, dat een belemmering zou zijn van de vrijheid van vestiging van de moedermaatschappij. De fiscale eenheid is al gevestigd in Nederland en wordt door de Nederlandse heffing van omzetbelasting niet belemmerd in de vrijheid om zich elders te vestigen.

De rechtbank oordeelde verder dat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van economische verwevenheid met de Duitse concernvennootschappen die kosten aan de fiscale eenheid hebben doorberekend.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20201096, AWB – 18 _ 8033 | 20-02-2020